Column Alje Bosma: Moria 2
Moria is niet alleen een afgrijselijk oord op Lesbos waar duizenden vluchtelingen in erbarmelijke omstandigheden door het Westen in 'de eigen regio' opgevangen werden in overvolle vluchtelingenkampen, Moria is ook een meisje op Rotterdam Zuid dat opgroeit en het vermogen van verwondering met Syrische moedermelk kreeg toegediend. Vandaag rent ze, als iedere ochtend, een rondje Reinhaven.
Halverwege stopt ze dan altijd even in het Grote Getijdenpark, doet haar oefeningen op het strand om vervolgens verder te hollen. Ze houdt van de ochtendstilte. Of eigenlijk is het nooit helemaal stil. Altijd hoort ze wel de wind over de boomtoppen trekken, vogels die met hun vleugels slaan of grassen die zacht ritselen. Of dat getsjilp van de vogels. Het meisje houdt van het park en de dieren in het park houden van haar. Vooral wanneer ze weer zo’n mooi melancholiek melodietje neuriet, fluit of zingt. Dan houden ze altijd even op met tsjilpen, koeren of kirren en zelfs de krekels stoppen dan met hun getsjirp. Alleen de bijen blijven dansen en huppelen op de zoete stem van het meisje totdat de Koningin vanaf de Imkerij op de Drijvende Buitenplaats hen toezoemt: “Time is honey, ventjes,” en de bijtjes gaan dan weer verder met het overbrengen van het stuifmeel op de stampertjes.
“Stumpers zijn het, “ kweelt de tureluur zwaarbewolkt. “Holle, hersenloze kwallen zijn het. Zonder ruggengraat.” Over wie heb je het, tureluurtje?” vraagt het meisje. “Over wie? Over hullie en zullie, die mensen van de Overkant die het lef hebben om hun afgestompte gevoelens in dorre woorden om te zetten en die aan anderen op dringen en daarmee bijna dit Gebied om zeep hebben geholpen. Mensen die nog steeds de holte waar hun fantasie zou moeten zitten opvullen en afdekken met stro en daar doodgemoedereerd mee rondlopen. En maar zeiken over het niet kunnen nemen van besluiten tot het vaccin er maar één keer is. ”De kleine karekiet en het rietsluipertje knikken instemmend. “Maar wat bedoel je dan? Ik begrijp je niet. Het is hier nou toch prachtig?” zei het meisje. “Ja nu wel,” gaf de tureluur toe, “Maar het was echt een dubbeltje op zijn kant. Voor hetzelfde vervloekte geld had dit Gebied volgestaan met leegstaande drijvende woningen en waren wij er niet geweest, jongedame. Onthoud dat goed.” Het meisje herinnert zich dat het inderdaad maar weinig had gescheeld of dit prachtige park was er niet geweest. “Maar we hebben het toch maar mooi voor elkaar gekregen, zegt het meisje die vertederd kijkt hoe een grauwgans met wel twaalf kleine kuikentjes naar het water waggelt. “Goed opletten, kindjes, “zegt Moeder Gans en wijst de kindjes op een prachtig futenballet een paar meter bij hen vandaan. De balts der baltsen. Een fenomenale choreografie. “Kijk, dat is nou Liefde,” zegt de Moeder die zin heeft om haar Woerd weer op te zoeken en weer fijn lepeltje lepeltje te kwaken. Het leven is goed en vol van genade