VU en WHO: 25% toename angst en depressie door coronapandemie
In het eerste jaar van de coronapandemie steeg de wereldwijde prevalentie van angst en depressie met maar liefst 25%. Dit blijkt uit een grote overzichtsstudie van VU-onderzoeker Anke Witteveen samen met VU-hoogleraren Marit Sijbrandij en Pim Cuijpers en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Uit de studie komt naar voren dat er sprake is van een wereldwijde toename van psychische klachten zoals depressie en angst ten opzichte van voor de pandemie, en dat vooral jonge mensen het hardst zijn getroffen.
Sijbrandij: “Dit komt overeen met de bevindingen in Nederland, die onlangs ook door de Gezondheidsraad zijn gerapporteerd. Maar de informatie die we nu hebben over de impact van het coronavirus op de geestelijke gezondheid van de wereld is slechts het topje van de ijsberg. Dit is een wake-upcall voor alle landen om meer aandacht te besteden aan geestelijke gezondheid en de geestelijke gezondheid van hun bevolking beter te ondersteunen."
VU-rector Jeroen Geurts: “Dit onderzoek onderstreept nogmaals het belang om te blijven investeren in de mentale gezondheid en de psychologische hulp voor jonge mensen.”
Meerdere stressfactoren
Een belangrijke verklaring voor de toename is de ongekende stress veroorzaakt door het sociale isolement als gevolg van de pandemie. Hieraan gekoppeld waren beperkingen op het vermogen van mensen om te werken, steun te zoeken bij geliefden en deel te nemen aan hun gemeenschap. Cuijpers: “Eenzaamheid, angst voor infectie, lijden, de dood, verdriet na rouw, financiële zorgen, dit zijn allemaal onderwerpen die genoemd zijn als stressoren die bijdragen aan angst en depressie.”
Jongeren en vrouwen het zwaarst getroffen
De overzichtsstudie toont aan dat de pandemie de geestelijke gezondheid van jongeren heeft aangetast en dat ze onevenredig veel risico lopen op suïcidaal en zelfbeschadigend gedrag. Het geeft ook aan dat vrouwen ernstiger zijn getroffen dan mannen en dat mensen met reeds bestaande lichamelijke gezondheidsproblemen, zoals astma, kanker en hartaandoeningen, hadden meer kans om symptomen van psychische stoornissen te ontwikkelen.
Gegevens suggereren dat mensen met reeds bestaande psychische stoornissen niet evenredig kwetsbaar lijken te zijn voor COVID-19-infectie. Maar wanneer deze mensen besmet raken, hebben ze meer kans op ziekenhuisopname, ernstige ziekte en overlijden in vergelijking met mensen zonder psychische stoornissen. Vooral mensen met ernstigere psychische stoornissen, zoals psychoses, en jongeren met psychische stoornissen lopen risico. Hieruit blijkt dus dat mensen men psychische stoornissen als een aparte COVID risicogroep zouden moeten worden gezien, net als ouderen en mensen met lichamelijke gezondheidsproblemen.
Hiaten in de zorg
Deze toename van de prevalentie van psychische problemen valt samen met ernstige verstoringen van de geestelijke gezondheidszorg, waardoor enorme hiaten in de zorg zijn ontstaan voor degenen die het het meest nodig hebben. Gedurende een groot deel van de pandemie waren de diensten voor geestelijke, neurologische en middelengebruiksaandoeningen het meest verstoord van alle essentiële gezondheidsdiensten die door de WHO-lidstaten werden gerapporteerd. Veel landen meldden ook grote verstoringen in levensreddende diensten voor de geestelijke gezondheid, waaronder voor zelfmoordpreventie.
Tegen het einde van 2021 was de situatie enigszins verbeterd, maar vandaag de dag kunnen te veel mensen nog steeds niet de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben voor zowel reeds bestaande als nieuw ontwikkelde psychische aandoeningen. Het is daarom van groot belang dat effectieve programma’s voor behandeling van psychische klachten breed worden ingezet voor mensen die hieraan behoefte hebben, zoals jongeren met psychische klachten al dan niet ontstaan tijdens de pandemie. (bron: VU)